Aquam vino miscere
en de klinkende munt
vleesch noch visch
Zoals elders tot in het kleinste detail beschreven, is er doorgaans niet veel afleiding in de kerk. Geeft mij de samenzang nog enig vertier, de preken zijn beslist te lang en diepgravend voor de aandachtsspanne van een kind. Een weinig leven in de brouwerij brengen de sacramenten, die door hun onregelmatig voorkomen mij des te meer boeien. Een daarvan is het Heilig Avondmaal. Hoewel de naam anders doet vermoeden, vindt het gebeuren des ochtends plaats, tijdens de reguliere eredienst. De exegese wordt daartoe licht ingekort, teneinde de gemeente niet tezeer te belasten. Thuis staat immers reeds de borrel klaar. Op het menu staan een blokje onbesmeerd korstloos Zweeds witbrood en een slok zoete Spaanse wijn, geserveerd op schalen en in bekers van glimmend zilver. Nijvere ouderlingen voorzien van smetteloos witte damasten theedoeken staan aan weerszijden van de rijen om de glans nog eens te verdiepen.
Consumptie is voorbehouden aan zogeheten belijdende leden. Wij zien de snack met lede ogen aan onze nieuwsgierige neuzen voorbij gaan, maar ontvangen een extra pepermuntje. Aandachtig bestudeer ik de vergadering der gelovigen om mij heen, zich zuinig bedienend van de met zware symboliek beladen spijs en drank. Van hand tot hand gaat het edelmetalen vaatwerk in een levende reddingsketen. Echtparen met vijf of meer kinderen rekken zich uit als bij een estafette in slow-motion om elkander de serviezen aan te reiken.
Door de diagonale opstelling hebben de kerkbanken niet alle dezelfde lengte. In dezen zijn de broodstukjes steeds toereikend, doch van de beker der verzoening wordt in de langste rijen soms prematuur de bodem bereikt. Hoezeer de ziel dorst1 naar de Heer, is immers zwaar op voorhand in te schatten. Dezelfde weg retour gestuurd, wordt ze vervangen door een vol exemplaar, respectvol doorgegeven in de halve bank van reeds gelaafden. Scherp zie ik erop toe, dat geen van hen zich slinks voorziet van een tweede rondje.
3 april 33
Het doel der ceremonie is zonneklaar – het betreft een abstracte, minimalistische cosplay van de laatste broodmaaltijd die Jezus des avonds met zijn discipelen genoot. Te dien tijde wordt nog tussen de middag warm gegeten, weshalve Hij druk in de weer is met brood en wijn, ze op geniale wijze presenterend als placeholders voor Zijn lichaam en bloed – dewelke de volgende avond bij de Verlossing een bepalende rol zullen spelen. Door Zichzelf te offeren, is de gedachte, zal Hij betalen voor de cumulatieve zonde van alle mensen, de overgeërfde zowel als de nieuwe. Op een leeftijd die mijn eigen oudste zoon nu ongeveer heeft, is dat natuurlijk wel een dingetje – zoals die het zelf zou uitdrukken.
Dertien mannen, jongens eigenlijk nog, vol plannen en ambitie, zetten zich samen om van gedachten te wisselen. Men kan zich indenken dat de emoties hoog oplopen, daarbij geholpen door de bekende scheutigheid van hun Leider, die er Zelf waarschijnlijk ook niet in spuugt, maar meer kan hebben dankzij Zijn grotere tolerantie. De volgende dag belooft Hij dan ook plechtig ermee te kappen: “Geen druppel2 meer, jongens - tot Ik uit de wolken terugkom!”
Het wordt een bijzondere donderdagavond, met warme gevoelens en diepgaande gesprekken, zonder stoelen of banken en nergens doekjes om windend. Een ontmoeting van mannen onder elkaar, liggend aan een lage tafel vol pittig fingerfood en hartige vegadipsels voor het brood, dat evenals de wijn naar behoefte wordt vermenigvuldigd met een knip van de Vingers. Naarmate de stemming stijgt, verdiept zich de put van inzicht, en weldra is de bodem buiten bereik.
Hartverwarmend is de scène waarin Hij alle inmiddels beschonken jongelingen in een spontane ingeving één voor één de vuile voeten wast. Bravo Jezus. Zo zet Je toch eventjes een statement neer, wanneer de tongen zich verdubbelen en het gesprek uitmondt in oeverloos gezwam. Slim gedaan, niet al te guru-like en zonder dat Je de sfeer verpest - top Man, kudo’s voor Jou.
Het feest gaat door tot in de kleine uurtjes en laat bij eenieder een kortstondige, alsook een blijvende indruk achter. De eerste: wakker worden onder een boom in de hof van Gethsemane, met een bonkende kater en de geur van olijven in het haar. De laatste: een warme plek in het hart, verinnerd met de zuivere onbaatzuchtigheid van een écht goeie gozer.
Johannes is het meest helder gebleven - hij is de enige die de voetwassing heeft opgetekend3. De rest is domweg te ver heen. Petrus is zo bezopen, dat hij in zijn lethargie tot driemaal toe zijn vriendschap ontkent. Geen haan die daar nu nog om kraait4.
3 april 1966
Ruim negentien eeuwen later is er van die warme uitwisseling van gevoelens weinig meer over. Na de plechtige rondgang van de platte schalen met brood, waarvan iedere belijder zich tussen twee vingers een blokje bemachtigt om het vervolgens deemoedig met langzame kaken weg te kauwen, bewegen zich de 750 ml zilveren roemers door de rijen. Vader spoelt zijn erfzonden door met een devote teug, dewijl Moeder zedig nipt, met beide handen de zware beker omvattend - indachtig de woorden van de Heiland in Mattheüs 26:39: “Ach Vader! Laat, indien mogelijk, deze drinkbeker aan Mij voorbijgaan!”
druppelsgewijs
Het andere van de twee bij de Reformatie overgebleven sacramenten is de Heilige Doop. De barbaarse cultuur van de algehele onderdompeling is daarbij allengs verlaten. Van de geref. zuigeling beh. art. 31 D.K.O wordt slechts het voorhoofd driemaal licht bevochtigd met enige druppels water uit een doopvont ter grootte van een juskom, onder het uitspreken van krachtige mantra’s5 ter bevestiging van zijn verlossing. Wij Vrijgemaakten zijn immers reeds verlost bij de geboorte.
Al te lang moet men er blijkbaar ook niet mee wachten, want de kandidaatjes lijken mij veelal niet ouder dan een week. Feestelijk gekleed in genderneutrale jurken - maagdelijk wit en tot op de grond reikend - zie ik ze triomfantelijk gepresenteerd worden aan de voorganger, een tafereel dat ik later herken in Disney’s The Lion King, wanneer peetvader Rafiki de kleine Simba trots omhoog houdt in het zicht van het ganse verzamelde dierenrijk.
Wederom wordt ons een worst voorgehouden: een stijf overblijfsel van de vrolijke splashparty aan de oostelijke Jordaanoever, waarin Baptist John samen met zijn naakte mannelijke vrienden de esoterische diepten van de wateren verkent - de reinigende werking verheffend tot een krachtige metafoor, die fier overeind standhoudt tot in het heden, zij het slechts nog druppelsgewijs.
Sommige baby’s willen zich klaarblijkelijk niet laten verlossen van hun opgelegde zondenlast, want ze krijsen dat het een aard heeft.
klatergoud
Hoewel geen door Christus ingesteld sacrament, is de inzameling der gaven een ritueel dat mij een soortgelijke welkome onderbreking brengt in de liturgische saaiheid. De collectezak is een omgekeerde fluwelen puntmuts, aan de opening voorzien van een notenhouten ring met vier handvatten in kruisvorm. Ronddraaiend als een drone beweegt ze zich zwevend voort tussen de rijen kerkgangers.
In tegenstelling tot de katholieke praktijk van de offerschalen is deze wijze van doneren min of meer anoniem, daar de al dan niet gevulde hand gesloten in de buidel verdwijnt en daar idealiter weer leeg uit tevoorschijn komt. Ik laat mij echter niet bij de vroegwijze neus nemen. De waarde der offeranden kan ik afmeten aan het specifieke geluid dat elk muntstuk voortbrengt. Is dit geheel afwezig, dan betreft het een briefje van ƒ2,50 of meer - of, in latere jaren, een belastingaftrekbare coupon. Helemaal niets kan ook nog, zal de pientere lezer opperen. Zulk een zonde gaat evenwel mijn daarmalig voorstellingsvermogen te boven.
Ook wij mogen delen in de vreugde van het geven en krijgen daartoe allemaal een kwartje, dat wij - vet en plakkerig geworden door het lange vasthouden - met enige aarzeling in de ons voorgehouden zwarte kwistkous werpen. Blijf ik te lang verzonken in besluiteloze gedachten, dan port mij Vader met zachte drang in de borst met het vrije handvat dat in mijn richting wijst, mij daardoor behoedend voor schending van de Tien Geboden, en wel de nummers acht6 en tien7. Opgeschrikt door de notenhouten vingerwijzing laat ik beschaamd het muntje vallen en kijk de kale kerk weer rond, tevergeefs op zoek naar een zichtbaar teken van tenietdoening. Net boven de balustrade van zijn met ivoorwit esdoorn betimmerde spreektoren uitstekend, zie ik het kalende hoofd van de voorganger, die de pauze benut om zijn klinkende volzinnen en rollende frasen te oefenen, alvorens het Woord wederom als een verkwikkende regen - strategisch doorbroken met een welgeplaatste donderslag - over de gemeente te doen nederdalen.
Voorin, nabij het zitgedeelte der diakenen, is een kapstok van drie rijen boven elkaar gemonteerd, waaraan de door hun kostbare inhoud uitpuilende zakken worden opgehangen. Afhankelijk van onze zitpositie en de drukte bij de uitgang heb ik soms de gelegenheid erin te knijpen. Ik stel mij voor hoe, na afloop van de eredienst, in het zwart geklede mannenbroeders de zakken klaterend omkeren en de munten verdelen in handzame stapeltjes - het briefgeld apart. Hoeveel Legoblokjes zou ik er niet voor kunnen kopen!
Psalm 42 : 1
't Hijgend hert, der jacht ontkomen,
Schreeuwt niet sterker naar 't genot
Van de frisse waterstromen,
Dan mijn ziel verlangt naar God.
Ja, mijn ziel dorst naar den HEER;
God des levens, ach, wanneer
Zal ik naad'ren voor Uw ogen,
In Uw huis Uw naam verhogen?
Mattheüs 26:29
Ik zeg u dat Ik van nu aan van de vrucht van de wijnstok niet zal drinken tot op de dag wanneer Ik die met u nieuw zal drinken in het Koninkrijk van Mijn Vader.
Johannes 13:2-5
2 En als het avondmaal gedaan was, toen nu de duivel in het hart van Judas, Simons zoon, Iskariot, gegeven had, dat hij Hem verraden zou, 3 Jezus, wetende, dat de Vader Hem alle dingen in de handen gegeven had, en dat Hij van God uitgegaan was, en tot God heenging, 4 Stond op van het avondmaal, en legde Zijn klederen af, en nemende een linnen doek, omgordde Zichzelven. 5 Daarna goot Hij water in het bekken, en begon de voeten der discipelen te wassen, en af te drogen met den linnen doek, waarmede Hij omgord was.
Mattheüs 26: 69-75
69 En Petrus zat buiten in de zaal; en een dienstmaagd kwam tot hem, zeggende: Gij waart ook met Jezus, den Galileër. 70 Maar hij loochende het voor allen, zeggende: Ik weet niet, wat gij zegt. 71 En als hij naar de voorpoort uitging, zag hem een andere dienstmaagd, en zeide tot degenen, die aldaar waren: Deze was ook met Jezus den Nazarener. 72 En hij loochende het wederom met een eed, zeggende: Ik ken den Mens niet. 73 En een weinig daarna, die er stonden, bijkomende, zeiden tot Petrus: Waarlijk, gij zijt ook van die, want ook uw spraak maakt u openbaar. 74 Toen begon hij zich te vervloeken, en te zweren: Ik ken den Mens niet. 75 En terstond kraaide de haan; en Petrus werd indachtig het woord van Jezus, Die tot hem gezegd had: Eer de haan gekraaid zal hebben, zult gij Mij driemaal verloochenen. En naar buiten gaande, weende hij bitterlijk.
Doopformulier (fragment)
Geliefden in den Heere Christus, gij hebt gehoord dat de Doop een ordening Gods is, om ons en ons zaad Zijn verbond te verzegelen; daarom moeten wij hem tot dat einde, en niet uit gewoonte of bijgelovigheid gebruiken. Opdat het dan openbaar worde dat gij alzo gezind zijt, zult gij van uwentwege hierop ongeveinsdelijk antwoorden: Eerstelijk, hoewel onze kinderen in zonden ontvangen en geboren zijn, en daarom aan allerhande ellendigheid, ja, aan de verdoemenis zelve onderworpen, of gij niet bekent dat zij in Christus geheiligd zijn, en daarom als lidmaten Zijner gemeente behoren gedoopt te wezen? Ten andere, of gij de leer die in het Oude en Nieuwe Testament, en in de artikelen des Christelijken geloofs begrepen is, en in de Christelijke Kerk alhier geleerd wordt, niet bekent de waarachtige en volkomen leer der zaligheid te wezen? Ten derde, of gij niet belooft en voor u neemt, *dit kind, als het tot zijn verstand zal gekomen zijn, waarvan gij vader en moeder (of: getuige) zijt, in de voorzeide leer naar uw vermogen te onderwijzen, te doen en te helpen onderwijzen?
Antwoord: Ja.
Daarna bij het dopen spreekt de dienaar des Woords aldus:
N., ik doop u in den Naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes.
8: Gij zult niet stelen
10: Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn os, noch zijn ezel, noch iets dat van uw naaste is.



