Domus angularis
waalstenen
De bevolking van de stad Assen bleef zich aan het uitbreiden en evenzo verging het haar oppervlakte. Met de aanleg van de vierbaans snelweg A28 van Zwolle naar Groningen was de bereikbaarheid vergroot. Op het nieuwe industrieterrein vestigden zich tal van bedrijven, die voor het grootste deel ook hun eigen werknemers meenamen. Zo werd Assen een importstad, waar je zelden nog iemand Drents hoorde spreken.
Natuurlijk moest al deze nieuwe inwoners huisvesting worden geboden. Was de bebouwde kom voorheen aan de noordzijde begrensd door de Meester Groen van Prinstererlaan met achter het Zwarte Water de boerderijen aan de Zwartwatersweg, nu was er in hoog tempo een woonwijk uit de grond gestampt die het Noorderpark werd genoemd. De wijk stond vol met ruime eengezinswoningen, die vrijwel allemaal werden verhuurd door de SWA, de Stichting Woningbeheer Assen. Alle straten van de buurt waren genoemd naar componisten, waarvan ik buiten Bach en Händel de namen nog niet kende. Niettemin was het een gunstig teken om als beginnend musicus in de componistenwijk te wonen.
Het was de Brahmsstraat 12 die ons gezin werd toegewezen, een object met een woonfunctie van 111 m² (de zolder niet meegerekend) op een ruime perceeloppervlakte van 320 m². De hoekwoning had uitzicht op een groot speelveld, alwaar mijn lieve broertje Johan, sportvisser in de dop, direct al met een handgetrilde hooivork zijn pieren begon te oogsten en op zijn onafscheidelijke rubberlaarzen doelloos achter een bal aan rende, activiteiten die ik beide verafschuwde. Ik besteedde mijn vrije uren bij voorkeur binnenshuis. Moeder noemde mij een huismus, een naam die in haar zalige nagedachtenis van toepassing is gebleven. Ze was er immers zelf ook een.
De woning was voorzien van centrale verwarming met radiatoren in alle vertrekken, aangedreven door een moderne combiketel, die in de keuken was opgehangen. Naast het op temperatuur houden van het hele huis, leverde de Vaillant VCW 221 een ruime hoeveelheid warm water voor douche en keuken, slechts beperkt door vaders stringente energiebeleid, dat werd ingesteld na het ontvangen van de eerste gasrekening. Enige jaren later werd dit nog een graadje strenger. Calvinistisch Nederland koos openlijk partij voor Israël tijdens de Jom Kipoeroorlog en werd daarvoor gestraft door de Arabische olieproducerende landen, wat leidde tot de eerste energiecrisis. In ons gezin werd de thermostaat, na de Bijbel, het heiligste voorwerp in huis.
Achterkamer en keuken waren verbonden door middel van een zg. doorgeefkast met deuren die in beide vertrekken openden, hetgeen handig scheen bij het opdienen van de maaltijden zowel als bij het afruimen. In de praktijk werd de kast van beide kanten volgezet met servies, tupperware en naaigerei, zodat er van de doorgeeffunctie weinig terechtkwam.
Het toilet was gepositioneerd op enige afstand van de voorgevel met het oogmerk, de vestibule te verruimen. Ook hier was ruimte voor besparing: Vader plaatste twee waalformaat bakstenen in de hoog opgehangen gietijzeren stortbak en verminderde daarmee het effectieve spoelvolume met 2.1 L. Soms moest er een tweede keer aan de ketting worden getrokken, wat de winst op vier spoelbeurten weer teniet deed. Het moderne dual-flush systeem is dus in wezen gebaseerd op zijn uitvinding.
De W.C. werd onze vluchtstede in de hectische dynamiek van het achtkoppige huishouden. Vader placht er onder het genot van enige sigaretten het Gereformeerd Gezinsblad te lezen, de kinderen verschansten zich er bij toerbeurt voor een korte periode van meditatie in eenzaamheid. Het gebrek aan een open verbinding met de buitenlucht was gecompenseerd door aansluiting op een drievoudig passief ventilatiesysteem, dat ook keuken en badkamer bediende.
Op een dergelijk continu gebruik bleek de luchtverversing niet berekend. Er vormde zich een complexe melange van aroma’s, die werd verbloemd door de installatie van een zogeheten Tolet Air. Hierbij ging het om een spuitbus die aan de deur werd bevestigd en bij elke beweging van dezelfde een kleine hoeveelheid vloeistof vernevelde, naar keuze in de geuren lavendel, oleander en jasmijn. De laatste komt mij nu nog menigmaal in herinnering bij het passeren van Maria Michalaki’s tuin, wanneer de welig bloeiende haag van Plumeria Frangipani in de warme zomeravonden een zoete, doordringende geur verspreidt. Mijn liefhebbende vrouw roemt ze in lyrische bewoordingen, terwijl ze ik ze associeer met chemie, tabaksrook en menselijke uitwerpselen. “Tolet Air!”, roep ik dan, in de vervelende hang naar herhaling van een man op leeftijd.
De badkamer was een major upgrade na het antieke lavet in onze vorige woning, waarin wij ons moesten behelpen met een provisorische handdouche na een moeizame beklimming van de hoge en vaak gladde kuipconstructie. Het waterdebiet uit de kleine keukengeiser was op koude dagen nauwelijks toereikend en werd door lieve zus Trijnie in platte taal omschreven als een pisstraaltje.
Deze strubbelingen behoorden thans tot het verleden. De tot manshoogte betegelde badkamer, spaarzaam ingericht met slechts een wastafel, een spiegel en een aan de muur op te hangen douche, nodigde uit tot langdurig verblijf – dat pas eindigde bij het horen van de bulderende stem van Vader, die zijn zuurverdiende centen in gedachten als warm water zag wegstromen, de meters in zijn hoofd als gekken ronddraaiend.
Ik miste het lavet wel een beetje. Ik kon er nog net in zitten en had me vergenoegd laten omarmen door het water, alleen met mijn gedachten. In de nieuwe kale douchecel trachtte ik hetzelfde gevoel weer op te roepen door op de vloer plaats te nemen, recht onder de warme straal. Het was helaas niet hetzelfde - het water miste rust en opwaartse kracht.
De begaanbare vliering met daklicht en vlizotrap werd met een hardboard wand in tweeën gedeeld, waarvan lieve broer Jacob de helft met het licht kreeg toegewezen. Nochtans verfde hij de wanden zwart en bouwde een bar in het midden, teneinde een passende omgeving te scheppen voor zijn weinig verheven bijeenkomsten, bij dewelke mijn aanwezigheid stilzwijgend werd gedoogd, voortkomend uit het gebrek aan een automatische platenwisselaar. Ik werd gedwongen een dure eed te zweren om nimmer iets los te laten over hetgeen zich daar in de duisternis afspeelde. Waar ik mij nog steeds aan houd. Of het moet zover komen, dat ik nog eens een paywall installeer. Wel gaf ik mijn ogen en oren goed de kost, om meer te leren over smalltalk en puberale etiquette. Ondanks mijn introverte natuur wilde ik er immers graag bijhoren.
Een gedeelte van de andere helft van de zolder was bestemd voor mijn elektrische treinen. De ondergrond voor het uitgebreide emplacement vormde een door twee schragen ondersteunde volledige spaanderplaat1 die ik aan beide zijden benutte, de onderkant een wirwar van veelkleurige elektrische kabeltjes, de bovenkant een geaccidenteerd landschap met verspreide bebouwing. Uren bracht ik door in mijn zelfgeschapen domein, dat al een schaduw vooruit wierp op de man caves van mijn eerste huwelijk, waarin ik eveneens een schuilplaats zocht om te ontsnappen aan de complexe wereld van menselijke interactie.
De overgebleven ruimte werd voorzien van schappen, regalen en kledingstangen, om er ongebruikte kleding en andere spullen te bewaren. Ik vond er uniformen en petten, een judopak en zelfs een gummiknuppel, relieken uit het nog betrekkelijk korte, maar in mijn ogen spannende arbeidsverleden van Vader. Achter een stapel overhemden lag een Wetboek van Strafrecht in twee delen dat hij tijdens zijn opleiding tot gestichtswachter had moeten raadplegen. De wereld is vol met wetten en regels, begreep ik, niet alleen die van Mozes en Newton. Het grootste deel is vaag en niet op schrift gesteld, en verandert ook nog eens per situatie. Ik had nog een hoop te leren.
Met zorg werden de schuine gedeelten achter de laatste gording afgeschoten ter opslag van een voorraad conserven in blik, toereikend om als familierantsoen te dienen voor de dreigende nucleaire winter. De Koude Oorlog was in volle gang en het IJzeren Gordijn was potdicht gesloten. In de kranten, op televisie en ook op school werd er volop aandacht besteed aan de wapenwedloop. Zelfs was er een brochure met instructies voor het vergroten van de overlevingskans bij het vallen van de Bom. Aldus werd ons een tweede angst ingepraat, naast die voor hel, duivel en verdoemenis.
Mijn lieve zus Jannie zou binnen afzienbare tijd in het huwelijk treden met pijprokende orgelbouwer Aaldert van der Weijde, die een motorfiets bereed van het Russische merk Ural. Hij was al een huis aan het bouwen in Zuidlaren. Opoe kreeg beneden in de achterkamer een bed, toen haar het bestijgen van de trap in hoge ouderdom te begrotelijk werd. Van daaruit zette ze haar bewind onverminderd voort, tot haar ook daartoe de krachten ontvloden. Voor het eerst kreeg ik een eigen kamer, een welkom geschenk in een leeftijd waarop zich vele nieuwe activiteiten zouden gaan ontplooien, waar ik grotendeels nog geen weet van had. Lieve zus Trijnie moest nog even wachten.
Vader zaaide rogge rond het huis om de grond te verbeteren. Wederom voelden wij ons beschaamd, vanwege onze pokdalige tuin te midden van de groene gazons der rijtjeshuizen. Volgens hem zou het vanzelf goedkomen, dit was langetermijndenken. Noem het maar Chinees gras, als ze ernaar vragen. En inderdaad veranderde onze tuin in de loop der jaren in een bloemrijke groene oase, waarin wij vele genoeglijke uren doorbrachten.
Hier beleefde ik dan de veelbewogen tweede helft van mijn jeugd, die zo abrupt tot een jammerlijk einde kwam. De verhuizing, naast al zijn interessante technische kanten, vormde een scharnierpunt in mijn sociale ontwikkeling. Van een leergierige toeschouwer werd ik een deelnemer.
2,62 m × 2,07 m



